Spring naar inhoud

Introductie

Ontstaan van de Stichting.
e1De Stichting Noord Sumatra Documentatie is op 30 december 1986 opgericht met het doel het verzamelde originele materiaal over het leven van de burgers van Noord Sumatra (Sumatra's Oostkust, Tapanoeli en Atjeh) tijdens de Japanse bezetting te publiceren in een serie boeken, waarin de verzamelde dagboeken (ongeveer honderd) integraal worden weergegeven samen met tekeningen, foto's, Japanse dagorders, kampkrantjes en andere authentieke bronnen uit de interneringstijd. Enkele jaren eerder, in februari 1982, had de initiatiefnemer van het project, Fokke van Dijk, samen met een aantal kampgenoten uit Si Rengo Rengo al een brochure op A3-formaat uitgegeven onder de titel 'Si Rengo Rengo brochure'. De 600 exemplaren vonden in korte tijd hun weg naar oud-kampgenoten. Het succes van de brochure leidde tot het boekenproject van uiteindelijk veertien delen. Het project groeide Fokke van Dijk spoedig boven het hoofd en in 1986 werd de Stichting Noord Sumatra Documentatie opgericht met een bestuur, dat bestond uit Fokke van Dijk, Frits Looman, Ton Zwaanswijk en Frans Dumont. Dit bestuur en alle anderen die hun tijd belangeloos hebben gestoken in het doen verschijnen van dit historisch monument, verdienen een groot compliment; zonder hun inzet was veel waardevol historisch materiaal waarschijnlijk voorgoed verloren gegaan..

De interneringspolitiek van de Japanners
Uit de dagboeken is duidelijk de concentratiepolitiek van de Japanse bezetter vanaf maart 1942 te volgen. Vanuit kleinere kampen (ziekenhuizen, scholen, gevangenissen en dergelijke) werden vrouwen en kinderen, gescheiden van de mannen en de oudere jongens (ouder dan tien jaar), in de loop van 1942 en 1943 in grotere kampen ondergebracht, zoals Brastagi, Poeloe Brayan, Gloegoer I en II etc. De mannen en de oudere jongens ondergingen hetzelfde lot en werden geïnterneerd in de omgeving van Belawan: in Uniekampong, Belawan Estate, Soengei Sengkol etc. Ten slotte werden alle geïnterneerden geconcentreerd in de eindkampen.De samenstellers van de boeken hebben het materiaal geordend naar ‘stromen’ burgers, die uiteindelijk, in de loop van 1945 terechtkwamen in vier uit barakken bestaande eindkampen: de vrouwen en kinderen in Aek Paminke I, II en III en de mannen in Si Rengo Rengo, alle ongeveer 350 km ten zuidoosten van Medan gelegen. Van deze barakken of 'hongs' is niets meer overgebleven.

Reactie van de geïnterneerden op de Japanse bezetting
De tijdens de interneringstijd bijgehouden dagboeken geven duidelijk de schok weer die de Nederlandse capitulatie teweegbracht, en het aanvankelijke onvermogen om zich aan de volstrekt veranderde situatie aan te passen. De bemoeienissen van de Japanse bezetter met het leven in de kampen waren in het begin over het algemeen nog oppervlakkig en de materiële omstandigheden nog dragelijk. Algemeen leefde de overtuiging dat de bezetting binnen enkele maanden voorbij zou zijn. Geruchten over geallieerde aanvallen op en landingen in Nederlands-Indië deden voortdurend de ronde en werden voor waar aangenomen. Men beschouwde de beroerde omstandigheden in afwachting van de spoedige bevrijding slechts als een tijdelijk ongemak. Toen duidelijk werd dat de internering langer zou duren, begon men zich aan te passen aan de gaandeweg slechter wordende situatie in de kampen.
De uitgave van de dagboeken is niet alleen qua omvang een uniek project; het is vooral een belangrijk document over de ervaringen en gedachten van gewone mensen in extreme omstandigheden. Vooral voor ex-kampbewoners en hun familieleden zullen de boeken een waardevol bezit (kunnen) betekenen. Voor de algemene lezer zal de omvang van het project wellicht een drempel vormen om deze primaire bron te raadplegen. En tenslotte kan de publicatie waardevol zijn voor historici die zich met de oorlogstijd in Nederlands-Indië bezighouden of zullen bezighouden.

De Stichting na de voltooiing van het boekenproject
De Stichting Noord Sumatra Documentatie heeft in de periode 1989-2001 in 14 boeken de verzamelde originele dagboeken over de interneringskampen op Noord Sumatra gepubliceerd. Nadat dit unieke project tot een goed einde was gebracht, heeft het bestuur van de Stichting overwogen de Stichting op te heffen; het in 1986 gestelde doel was immers bereikt. Gelukkig is dit niet gebeurd; een nieuw bestuur was van mening dat de Stichting nog het een en ander zou kunnen betekenen op een ander terrein, bijvoorbeeld informatie zou kunnen verstrekken over de kampen op Noord Sumatra aan familieleden die op zoek zijn naar het Indische kampverleden van hun ouders of grootouders. Bovendien bleek dat de meeste Oorlogs- en Verzetsmusea en andere instellingen tot dan toe weinig tot geen aandacht besteed hadden aan het oorlogsverleden van de Nederlanders in Nederlands-Indië. De Stichting zou mogelijk een rol kunnen spelen bij het vergroten van de belangstelling voor het Indische verleden in deze musea en instellingen en kunnen helpen met het verzamelen van materiaal en gegevens.

De laatste jaren heeft de Stichting regelmatig verzoeken om informatie ontvangen van vooral mensen uit het buitenland: Amerika, Canada, Australië etc. Waarschijnlijk hebben de boeken het een en ander losgemaakt bij kinderen en kleinkinderen van ex-geïnterneerden die iets meer wilden weten van het kampverleden van hun ouders en/of grootouders. Veel mensen die om informatie vroegen, zijn met de Stichting in contact gekomen via de website van Bobby Rouveroy, die voor de publicatie van de boeken tekeningen en ander materiaal op zijn site heeft verzameld. Veel van de door Bobby Rouveroy verzamelde foto’s en illustraties zijn in de boeken opgenomen. Hij heeft met zijn verzameling een belangrijk aandeel gehad in de totstandkoming van de serie boeken.
Medio 2009 heeft de Stichting op verzoek van de toen ernstig zieke Bobby het beheer over zijn website overgenomen. In overleg met de verzorger van Bobby’s site is tevens besloten een eigen site te openen om daarmee de bekendheid met de boekenserie en met het werk van de Stichting te vergroten. In dit verband heeft het bestuur contact opgenomen met het Verzetsmuseum in Amsterdam en met het in juli 2009 opgerichte Indisch Herinneringscentrum in Bronbeek om hun sites te 'linken' aan de site van de Stichting. Mogelijk zullen er in de toekomst nog meer sites met de website van de Stichting verbonden worden.

verzetsmuseumEnkele jaren geleden is de Stichting via een schenking van de door haar uitgegeven boeken in contact gekomen met het Verzetsmuseum in Amsterdam, dat een subsidie had ontvangen om in het museum een permanente afdeling over Indië in te richten en daarvoor materiaal zocht. In de inmiddels geopende afdeling is veel oorspronkelijk materiaal opgenomen dat dank zij de SNSD voor een belangrijk deel betrekking heeft op de kampen op Noord Sumatra.
Op reünies heeft het bestuur de aanwezigen regelmatig gevraagd de nog in hun bezit zijnde voorwerpen uit de kampen zorgvuldig te bewaren en, wanneer zij daartoe emotioneel in staat waren, deze in bruikleen te geven aan het Verzetsmuseum. Mocht dit laatste nog te moeilijk zijn, dan is het zaak om de spullen die nog in bezit zijn, goed te bewaren en een bestemming te geven om te vermijden dat nabestaanden voorwerpen en dergelijke uit de kamptijd, die zij mogelijk van weinig waarde achten, maar die door musea en andere instellingen eventueel als waardevol beoordeeld kunnen worden, niet achteloos weggooien.

verzetsmuseum

Met het Verzetsmuseum is de afspraak gemaakt dat de voorwerpen die door de Stichting zijn verzameld, via een overeenkomst tussen Stichting en museum in bruikleen worden gegeven aan het museum en vooralsnog niet definitief worden afgestaan. Tevens wordt vastgelegd wie de schenkers zijn van het ter beschikking gestelde materiaal.
Ten slotte is het voor musea van groot belang dat het materiaal, als het mogelijk is, van enige achtergrondinformatie wordt voorzien: over wanneer, waar en waarom iets gemaakt is, of het nog een bijzondere betekenis heeft en of er wellicht nog een bepaald verhaal aan verbonden is. Degenen die voorwerpen bezitten en er een bestemming voor zoeken, kunnen contact opnemen met Bert Oudenhoven.